Watersnoodkaarten van Watergang

maandag 30 mei 2016

Watersnoodkaarten van Watergang

Vanaf de eerste bewoning van Waterland, zo een duizend jaar geleden, is er voortdurend de angst geweest voor hoog opkomend (zee)water. Grote overstromingen in de middeleeuwen waren de reden voor de aanleg van de (Waterlandse) zeedijk. Maar de dreiging bleef aanhouden door het continu dalende laagveen en de zeespiegel stijging. Vele malen zou de Waterlandse zeedijk nog doorbreken waarna het achterliggende land overstroomde. Zo was 1570 het jaar van de Allerheiligenvloed en in 1825 was eveneens sprake van een grote watersnood. Ook in 1916 braken de dijken door als gevolg waarvan vooral delen van Noord-Holland, Utrecht, Gelderland en Overijssel overstroomden. Het overstromingsgevaar week nadat in 1932 de Afsluitdijk werd voltooid. Dit jaar gedenken we dat het precies 100 jaar geleden is dat de laatste grote watersnood Waterland teisterde. Aan de hand van overleveringen wordt in dit artikel beschreven hoe ingrijpend een watersnood voor het dorp Watergang was.

De stormvloed die tussen 3 en 5 februari 1825 plaats vond, leidde tot grote schade in Nederland en Vlaanderen. De provincies Groningen, Friesland, Overijssel, Utrecht en Holland werden getroffen door ernstige dijkdoorbraken en overstromingen waardoor veel mensen en dieren het leven verloren. Op 4 februari brak de Waterlandse Zeedijk door bij de ‘stenen beer’ te Durgerdam. In de provincie Holland waren er 25 slachtoffers waarvan drie nabij Watergang. Dit was de Watergangse boer Pieter Pietersz Smit met zijn twee knechten. Zij raakten met een koeschuit tegen de kanaaldijk waarna de schuit zonk en de drie mannen verdronken. Tevens doet Watergang (inclusief het Schouw en Broekermeer) opgave van het verlies van ongeveer de helft van de veestapel, zijnde 6 paarden, 141 runderen, 262 schapen en 11 varkens.

Een tijdperk van ruim 90 jaar gaat voorbij dat men in Waterland droge voeten kan houden. Eind 1915 is men zich in Watergang niet bewust van het dreigende onheil en wordt het Kerstfeest gevierd zoals we hedendaags ook gewend zijn: “Den Kerstdag werd onder leiding van ds Vorstman en mevrouw Vorstman kerstfeest gevierd in de Ned. Herv. Kerk. Evenals het vorig jaar was er ook nu weer een prachtig versierde en verlichte kerstboom, waaromheen de kinderen waren geschaard. Door de kinderen en oudere meisjes werden liederen gezonden en ds Vorstman vertelde een kerstverhaal. De kinderen kregen presentjes en werden op versnaperingen getrakteerd. Na afloop dankte de voorganger allen, die tot het welslagen van dit feest hebben medegewerkt.”

Het nieuwe jaar 1916 begint onstuimig en over de eerste 12 dagen is de gemiddelde windsnelheid drie maal groter dan normaal. In de avond van 12 januari steekt een steeds heviger wordende storm op met zware (noord)westelijke wind waardoor de waterstand in de Zuiderzee alsmaar toeneemt. In de nacht van 13 op 14 januari breekt de dijk omstreeks 4:00 uur op vrijdagmorgen bij Katwoude en later volgen doorbraken ten zuiden van Monnikendam. Ondertussen zocht het zeewater langzaam zijn weg in Waterland. Omstreeks 10:00 uur had het de Broekermeer bereikt die tegen 16:00 geheel was volgestroomd. Ook de Belmermeer en Noordmeer vielen op eenzelfde wijze ten prooi aan het water. Dat hierbij een enorm krachtenveld vrijkomt, blijkt wel uit het feit dat kanonnier Pronk bij een reddingspoging in de Noordmeer is verdronken. Aangezien communicatiemiddelen in die tijd beperkt waren, duurde het enige tijd voor het nieuws van de doorbraak zich kon verspreiden in Waterland. De berichtgeving werd o.a. gedaan door bodes maar ook werd in alle woonkernen de noodklok vanuit de kerktoren geluid hetgeen in Watergang waarschijnlijk pas vanaf omstreeks 10:00 uur werd gestart.

Het luiden van de klokken was voor de inwoners het sein om met de veestapel hoger gelegen gebieden op te zoeken. Daarnaast waren er ook veel nieuwsgierige mensen die door Waterland richting Monnikendam en Edam trokken om daar de dijkdoorbraak van afstand te kunnen aanschouwen. Een ooggetuigenverslag van één dezer nieuwsgierigen luidt: “Ook in Ilpendam waren er en werden er groote koppels vee aangevoerd; maar ook daar stond het water op den straatweg en was op het punt den huizen binnen te dringen. Nog wilden we naar Watergang en Schouw, maar een onafzienbare kudde vee strekte zich uit in de straat, zoodat we besloten terug te keeren naar Purmerend. En bijtijds, want het drijven van het vee nam steeds toe. De weg was zwart van koeien, die van Watergang naar Purmerend werden gedreven.”

Na de doorbraak is de dienst van de stoomboot ‘De Eensgezindheid’ nog zolang mogelijk doorgegaan. “Ten dienste van eventueele vluchtelingen is te Schouw en Watergang de geheele nacht een boot van genoemde Maatschappij onder stoom gebleven. Van deze booten is flink gebruik gemaakt.” De Purmerender Courant doet melding dat een inwoner van Watergang ’s middags te 15:00 uur zijn vee, 91 stuks, per veeboot aldaar liet afladen en naar Purmerend vervoeren. Zijn schapen (140 stuks) werden naar de Purmer vervoerd. Dit zal ongetwijfeld de Watergangse veehouder Thomas Schreuder van boerderij Nooitgedacht zijn geweest, in die tijd één van de grootste boeren van Noord-Holland. Medio 1914 wordt beschreven dat hij 125 stuks vee bezat plus een renstal met 11 dravers, waarmee veel eerste prijzen werden behaald in heel Nederland. Tevens was hij wethouder van Landsmeer waar hij veel voor Watergang heeft betekend en bekleedde hij vele functies, waaronder commissaris van de stoombootmaatschappij ‘De Eensgezindheid’.

In Watergang verklaren ooggetuigen dat in de middag nog maar weinig van de stijging van de waterstand was te merken. Echter kort daarna bereikte het overstromingswater het Noord-Hollandsch kanaal waarna het gestegen water binnen korte termijn over de Kanaalkade heen zou stromen. Hierdoor kwam te Watergang de smalle Dorpsstraat blank te staan waardoor verkeer niet meer mogelijk was. Vanuit de gemeente Landsmeer (waartoe het dorp behoorde) bleef in de begindagen hulp uit omdat Landsmeer zelf veel van het water had te lijden. Hierdoor was de kleine Watergangse gemeenschap op zichzelf aangewezen.

Veel veehouders waren met hun vee naar de kerk gevlucht waar ze door ds Vorstman werden ontvangen. In de kerk waren 65 mensen en in de pastorie 20 mensen ondergebracht. De familie Bethlem was één van de in de kerk verblijvende gezinnen. De op 22 januari 1915 geboren jongste telg, Piet Bethlem, heeft zodoende zijn eerste verjaardag in de kerk gevierd.

De Purmerender courant van 26 januari beschrijft over de situatie het volgende: “Ook hier in Watergang zijn de meeste woningen verlaten. Een zestigtal ingezetenen zijn geherbergd in school, pastorie en kerk. Door de goede zorgen van ds Vorstman, wakker bijgestaan door zijn echtgenoote, zijn de noodige maatregelen getroffen, om het daar zoo goede mogelijk voor hen in te richten. Een woord van hulde mag niet worden onthouden aan de wakkeren predikant en aan mevrouw Vorstman voor hun bemoeiïngen in dezen. Ook de heeren Arends, hoofd der school en Jan de Waal, hebben den dank van hun dorpsgenooten verdiend voor al wat zij in deze moeilijke dagen voor hen hebben gedaan.”

Alles lijkt hiermee onder controle tot echter de Waterlander op 29 januari bericht:

“Te Watergang hadden wel vele bewoners de vlucht genomen voor het steeds stijgende water, doch een aantal gezinnen waren toch op hun rustig dorpje gebleven. Zij waren gehuisvest, enkelen in hun huis, in de Ned. Herv. Kerk en in andere hoog gelegen gebouwen. In de kerk bivakkeerden ook koeien, schapen, honden, katten, konijnen, kippen en mogelijk nog andere dieren.

Ook de predikant ds Vorstman was trouw op zijn post gebleven en leefde ook in deze ernstige tijden als een goed zieleherder met zijne gemeenteleden mee. In het dorp waren voldoende levensmiddelen aanwezig en was het er dus nog wel om uit te houden. De burgemeester van Landsmeer, – tot welke gemeente Watergang behoort, dacht er echter anders over. Hij vond den toestand te Watergang zooals deze daar was, onhygiënisch en oordeelde tevens dat den bewoners bij storm gevaar dreigde. Derhalve heeft hij aan zijne gemeenteambtenaren in Watergang doen weten, dat zij allen Dinsdag hunne woonplaats moesten verlaten en een veiliger heenkomen zoeken. Werd aan dit bevel niet voldaan, dan zouden de menschen door militairen worden verwijderd.

Zoover is het echter niet gekomen: allen zijn Dinsdagmiddag per boot naar Amsterdam vertrokken en hebben aldaar een onderkomen gezocht en gevonden. Zij zijn echter tegen hun zin vertrokken van hun dorpje, daar zij van oordeel waren, dat geen gevaar te duchten was en dat het aan voeding niet mankeerden. Zeer ontstemd waren zij over dezen maatregel van hun burgemeester.”

Aldus werd eind januari heel Watergang ontruimt op last van de burgemeester van de gemeente Landsmeer. Ook het Schouw was geheel verlaten en beide kernen stonden geheel onder water. De gemeente Amsterdam doet opgave van 132 opgevangen Watergangers. Omdat veel woonkernen geheel waren ontruimd, waren er diverse maatregelen om diefstal te voorkomen waaronder vergunningspassen voor toegang tot het overstroomde gebied en inzet van militairen.

Op 9 februari is er echter toch sprake van poging tot inbraak in een verlaten huis te Watergang. Toen een militaire patrouille naderde, namen de daders de vlucht en ontkwamen per schuit.

In Watergang zelf waren er geen burgerslachtoffers te betreuren en het verlies aan vee lijkt ook beperkt te zijn geweest. Dat de eigendommen in Watergang flink hadden te lijden onder het water blijkt uit het volgende berichten: “Massa’s wrakhout drijven op de watervlakte rond, waardoor de vaart naar de verschillende dorpen als Oostzaan, Landsmeer, Watergang, Zunderdorp en Ransdorp gevaarlijk wordt gemaakt. Aan den Schellingwouder IJdijk dreven stukken van woningen en schuren aan afkomstig van Watergang en Schouw.”

“Op de begraafplaats te Watergang, beginnen de doodkisten los te raken en boven te drijven. Er zijn werklieden heengezonden om met zandzakken een dam om de begraafplaats heen te leggen.” En drie weken later volgt: “Te Watergang is gisteren een groote bak met zand aangekomen; men heeft het zwaar gehavende kerkhof met kistdammen omgeven waarachter het zand is gestort. De vier uithoeken zijn tevens versterkt door groote zeilen (brandzeilen) die met ijzeren pennen stevig bevestigd zijn om het afbrokkelen aan de hoeken te kunnen tegengaan.”

Pas op 19 april, ruim drie maanden na de dijkdoorbraak is er berichtgeving dat het ontruimde dorp Watergang ook weer boven water komt en de gevluchte bewoners geleidelijk terugkeren. De huizen zijn van binnen zeer beschadigd. Vervolgens wordt begin mei beschreven dat het water bijzonder snel zakt. De boerderijen langs den westelijke en oostelijke oever van het Noord-Hollandsch kanaal zijn weer bewoond, evenals het Schouw en Watergang (beide gemeente Landsmeer).

De trambaan tussen Schouw en Watergang is zwaar beschadigd door de overstroming waarbij het zand tussen de dwarsliggers is verdwenen. Half mei maakt de voorzitter van de plaatselijke Watersnood Commissie bekend dat verschillende aangespoelde voorwerpen (met name houtwaren) herkomstig uit het overstroomde gebied oa worden geborgen op den berm van de Straatweg te Watergang.

Dit kon door de rechtmatige eigenaars worden opgehaald en voor het restant is op 3 juni in Watergang een houtveiling georganiseerd. Het tezamen met Landsmeer opgebrachte bedrag ad NLG 1848,80 is voor hulpverlening gebruikt. Pas vanaf het najaar volgen herstel werkzaamheden aan de infrastructuur. In september wordt een aanbesteding openbaar gemaakt voor het maken van een bestrating in het voetpad te Watergang over een lengte van ongeveer 200 meter en een breedte van 1,5 meter. En medio oktober meldt het bestuur van de Banne Watergang dat uit een schouw blijkt dat sommige hoofdvaarten door de overstroming verstopt zijn geraakt en dat dringend ontruiming noodzakelijk is.

Na zondag 9 januari 1916 is in veel kerken binnen het overstroomde gebied voor korte of langere tijd geen openbare dienst gehouden. Pas op 7 mei gaat ds Vorstman voor het eerst weer voor tijdens een dienst in het Hervormde kerkje te Watergang. Dit zal ongetwijfeld een feestelijke dienst zijn geweest waar helaas geen verdere overlevering van is.

Dat de watersnood een onuitwisbare indruk bij de mensen heeft achtergelaten blijkt wel uit een bericht over de afscheidsdienst van ds Vorstman in de Waterlander van 7 september 1918: “Ook een groote gebeurtenis heeft de predikant hier meegemaakt en hij herinnert aan den watervloed, die niet in elk menschenleven voorkomt. Bij die overstrooming was de kerk nog de eenige droge plek in het dorp. Het waren toen dagen van beproeving. Maar juist dan leert men de menschen kennen en liefhebben en zoo was het ook met spreker het geval. Dat het innerlijke van den mensch zich bij groote dingen kan toonen, is ook hem gebleken bij zijn gemeenteleden, die toen van liefde en braafheid blijk gaven. ”

Deze dienst werd besloten met Gezang 180 vers 5 waar ik ook hier mee wil sluiten:

Mijn lijdend hart blijv’ hopen,
blijv’ hopen onversaagd.
Al spert zich d’afgrond open,
schoon u de kommer plaagt,
God rukt u uit die zorgen,
verwacht alleen Gods tijd,
en eerlang rijst de morgen,
wiens licht uw ziel verblijdt.

Peter van Vuure

Contact

© Vereniging Dorpsgemeenschap Watergang – KVK nummer 40533176 – E-mail: dwg@watergang.info